De religieuze ervaring - Camelot magazine

CAMELOT MAGAZINE
Ga naar de inhoud

DE RELIGIEUZE  ERVARING


“… En geleidelijkaan werd de atmosfeer dieper, zoals water dieper wordt; deze werd helderder op een onbeschrijflijke manier, zoals je een onzichtbaar licht gewaarwordt dat naar binnenstroomt; en in dat licht waren tegenwoordigheden…” (Uit: Living the Questions – Studies in the Childhood of Religious Experience, 1978).

In juni 1969 plaatste professor Sir Alister Hardy een tamelijk ongebruikelijke oproep in het Engelse dagblad The Times.Hij vroeg aan degenen die ooit een religieuze ervaring hebben gehad, of zij bereid waren daarvan verslag te doen of een beschrijving daarvan te geven en naar hem op te sturen. Het resultaat bleek een verrassing. Een jaar lang bleven er reacties binnenstromen. Alle waren vertrouwelijk van aard en uit de eerste hand. Aanvankelijk was de oproep geplaatst in religieuze tijdschriften van uiteenlopende richting. Na The Times volgde een oproep in de dagbladen The Guardian, The Observer en de Daily Mail. Tenslotte werden ook de radio en de televisie erbij betrokken. Maar de meeste reacties kwamen naar aanleiding van de oproep in de dagbladen.

Onderzoek

De reacties vormden het begin van een onderzoek naar de aard van de religieuze ervaring door de ‘Alister Hardy Research Unit’ te Oxford dat speciaal voor dit doel was opgericht. Het onderzoeksbureau lanceerde een ambitieus programma met doel aan de hand van verslagen en beschrijvingen systematisch onderzoek te doen naar aard en werkzaamheid van de religieuze en transcendente ervaring. In de jaren negentig had het bureau gegevens verzameld van ruim zesduizend voorbeelden van mensen met zo’n ervaring.

 
Begin jaren negentig werd het onderzoeksprogramma van het bureau, dat intussen opgesplitst is in ‘The Alister Hardy Society’ en het ‘Religious Experience Research Centre’, uitgebreid. Het programma omvat niet alleen het verzamelen van ervaringen, maar ook het analyseren en onderzoeken van de praktische toepassing van de gevolgen van een religieuze ervaring in het dagelijkse leven en in het hanteren van ziekte en stress. Naast het doen van onderzoek geeft de Society een nieuwsblad voor leden uit, De Numine. De Society organiseert bovendien lezingen en seminaries, en beheert een bibliotheek voor leden.

Sir Alister Hardy

 Oprichter van het onderzoekscentrum was de opmerkelijke Sir Alister Hardy, geboren in Nottingham, Engeland, in 1896. Hij was een kind van zijn tijd en als bioloog deed hij hartstochtelijk mee aan de discussies over de evolutietheorie, midden negentiende eeuw in gang gezet door Charles Darwin met zijn boek On the Origin of Species (Over het ontstaan der soorten). Het boek had de maatschappij verdeeld in twee kampen: het wetenschappelijke kamp en het religieuze kamp, dat vasthield aan het geloof dat God het universum en de mens had geschapen. De discussie is sinds Hardy’s studiejaren nog steeds niet verflauwd en de strijd laait met de regelmaat van de klok weer op, vooral in de Verenigde Staten.
 
Sir Alister werd een pleitbezorger voor de Darwiniaanse evolutietheorie, maar hij dacht ook na over de rol van het bewustzijn in de evolutie en hij had de overtuiging dat de spirituele natuur van de mens een werkelijkheid is die niet genegeerd moet worden door de biologie, wil deze tenminste een complete wetenschap zijn. Religieus bewustzijn was voor Sir Alister iets natuurlijks, eigen aan de mens, en hij miste in de academische wereld van het Westen het spirituele niveau. Sir Alister had een glanzende loopbaan als wetenschapsman. Na zijn studie te Oxford op het Exeter College werkte hij een tijdlang op het departement van Visserij, voordat hij als zoöloog werd aangesteld om een expeditie naar Antarctica te leiden. Bij zijn terugkomst, in 1928, werd hij benoemd tot hoogleraar in de zoölogie en oceanografie aan de universiteit van Hull en vanaf 1942 bekleedde hij de leerstoel in natuurlijke historie aan de universiteit van Aberdeen. In 1946 vertrok hij naar de universiteit van Oxford waar hij in 1961 de hoogste onderscheiding ontving, waarna hij zijn loopbaan in Oxford vervolgde als hoogleraar in zoölogische veldstudies. Generaties wetenschappers kennen Sir Alister Hardy als een van de meest vooraanstaande geleerden in de zeebiologie. Vele jonge biologen leerden de evolutietheorie uit het in 1954 verschenen en door hem geredigeerde boek Evolution as a Process, waaraan ook zijn collega’s Julian Huxley en E.B. Ford een bijdrage leverden.
 
In 1963 werd Sir Alister uitgenodigd de Gifford-lectures te geven aan de universiteit van Aberdeen. De serie lezingen werd in twee delen gepubliceerd, The Living Stream en The Divine Flame (Collins, 1966) en in deze boeken bracht hij tot uiting dat religieus bewustzijn in de menselijk soort een zich natuurlijk ontwikkelende eigenschap is en van het grootste belang voor menselijke overleving. Met deze gedachte richtte hij in 1969 de ‘Religious Experience Research Unit’op aan het Manchester College te Oxford, later uitmondend in het ‘Religious Experience Research Centre’. Hiermee maakte hij een begin met wetenschappelijk onderzoek naar de religieuze ervaring door middel van het verzamelen en classificeren van verslagen en beschrijvingen van ervaringen. Hij wilde het doen op de manier van de natuurvorsers die in de negentiende eeuw diersoorten verzamelden en classificeerden, waarmee zij de basis legden voor de moderne biologie.
 
Alister Hardy gaf de aanzet tot een nieuw gebied van wetenschap, een die de spirituele dimensie van de mens serieus neemt. Daarvoor pleitte hij in zijn boeken, en hij deed het op een bezielde manier; wetenschap was voor hem bezield. In feite pleitte hij voor een nieuw begrip van de relatie tussen wetenschap en religie. Op een dieper niveau raakte hij aan een dilemma in de westerse cultuur. Een gevoel dat Hardy zijn leven lang meedroeg was dat religieus bewustzijn iets natuurlijks is dat bij het mens-zijn hoort. Een uitvloeisel daarvan is het vermoeden dat er iets vreselijk mis is gegaan in de manier waarop wij Europeanen religie interpreteren.
 
Sir Alister Hardy overleed in 1986. Hij geloofde niet in een anthropomorfische God, zei hij, maar: ... “tenminste in een ‘buitenzintuiglijk’ contact met een Kracht die voor een deel buiten het individuele zelf ligt en groter is”.

Aanwezigheid of kracht

Het onderzoek naar de religieuze ervaring, via de dagbladen, toonde aan dat bijna de helft van de volwassen bevolking van Groot-Brittannië indertijd beweerde “zich bewust te zijn van, of te zijn beïnvloed door een aanwezigheid*) of kracht”. Of zij deze God noemen of niet, het is iets dat anders is dan het alledaagse ik. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het  boek A Sense of Presence. A study of Contemporary Religious Experience door Timothy Beardsworth (1977). Daarin worden de ervaringen gerangschikt naar soort: de visuele ervaring, de auditieve, de tastbare, de ervaring van de innerlijke gewaarwording en de ervaring van een aanwezigheid of tegenwoordigheid (presence).
 
 
Dat er zoiets bestaat als de religieuze ervaring was natuurlijk al bekend voordat Sir Alister zijn onderzoekscentrum oprichtte. Maar hij en zijn medewerkers vestigden eind jaren zestig de publieke aandacht op het fenomeen. In het bijzonder Edward Robinson en David Hay toonden aan dat dergelijke ervaringen veel vaker voorkomen dan men aanvankelijk had gedacht. Nog belangrijker was de ontdekking dat de ervaringen voorkwamen bij gezonde, extraverte mensen. De deur ging dicht voor degenen die dachten dat zulke ervaringen konden worden afgedaan als van mensen met een zwakke geestesgesteldheid of van neurotische mensen die lijden aan hallucinaties. (Alexandra Gabrielli, 1997)


Noot
*) Presence = aanwezigheid, vaak ook vertaald met ‘tegenwoordigheid’
 
 
The Alister Hardy Trust: www.studyspiritualexperiences.org
 
The Journal for the Study of Religious Experience (JSRE): https://rerc-journal.tsd.ac.uk/index.php/religiousexp
 
 
Afbeelding bovenaan: Keramisch beeld van Monique Bruls, ‘Transformatie’, 12 x 30 x 54 cm
 

 
© 2019-2024 Alexandra Gabrielli
Terug naar de inhoud