PRIESTLEY´S DROOM
De Engelse schrijver J.B. Priestley droomde het volgende nadat hij had geholpen met het ringen van vogels bij St. Catherine's vuurtoren op het eiland Wight
“... Ik droomde dat ik boven op een heel hoge toren stond, alleen, kijkend naar tienduizenden vogels beneden mij die allemaal in één richting vlogen; elke vogelsoort was er, alle vogels van de wereld. Het was een groots gezicht, deze uitgestrekte luchtrivier van vogels.
Maar nu werd er op een mysterieuze wijze overgeschakeld op een andere versnelling en verliep de tijd in hoger tempo, zodat ik generaties vogels zag, toekeek hoe ze uit hun eieren kropen, fladderend tot leven kwamen, verzwakten en stierven. Vleugels groeiden om vervolgens weer af te sterven; lichamen waren zacht en glanzend en bloedden en verschrompelden daarna in een flits; en overal en elke seconde sloeg de dood toe. Wat was de zin van heel deze blinde worsteling om leven, dit gretige streven van vleugels, heel deze gigantische zinloze biologische inspanning?
Terwijl ik naar beneden keek, en in bijna één oogopslag de onbetekenende kleine geschiedenis van elk schepsel scheen te zien, voelde ik me neerslachtig. Het zou beter zijn als niet één van hen, niet één van ons allemaal, geboren was, als de strijd voor altijd ophield.
Ik stond op mijn toren, nog altijd alleen, hopeloos ongelukkig, maar nu schakelde de tijd naar een nog hogere versneling en raasde voorbij in zoʼn ijltempo, dat de vogels helemaal geen beweging vertoonden, maar op een enorme, met veren bezaaide vlakte leken.
Maar boven deze vlakte, door de lichamen heen flikkerend, bewoog zich nu een soort wild vuur, trillend, dansend, zich vervolgens verder spoedend; en zodra ik het zag, wist ik dat dit vuur het leven zelf was, de ware essentie van het bestaan.
Toen werd het me duidelijk, in een explosie van extase, dat niets ertoe deed, dat niets er ooit toe kon doen, omdat niets werkelijk was, behalve dit trillende, voortsnellende, zacht stralende zijn. Vogels, mensen of schepsels die nog geen vorm en kleur hadden aangenomen, ze waren allemaal van geen enkel belang behalve in zoverre dit levensvuur hen doortrok.
Maar boven deze vlakte, door de lichamen heen flikkerend, bewoog zich nu een soort wild vuur, trillend, dansend, zich vervolgens verder spoedend; en zodra ik het zag, wist ik dat dit vuur het leven zelf was, de ware essentie van het bestaan.
Toen werd het me duidelijk, in een explosie van extase, dat niets ertoe deed, dat niets er ooit toe kon doen, omdat niets werkelijk was, behalve dit trillende, voortsnellende, zacht stralende zijn. Vogels, mensen of schepsels die nog geen vorm en kleur hadden aangenomen, ze waren allemaal van geen enkel belang behalve in zoverre dit levensvuur hen doortrok.
Er bleef niets achter om over te treuren. Wat ik als tragedie had beschouwd was louter de leegheid van een schimmenspel, want nu werden alle echte gevoelens gevangen en gezuiverd en werd er extatisch op gedanst met het witte levensvuur.
Ik had nooit eerder zoʼn diep geluk ervaren als aan het einde van mijn droom over de toren en de vogels…”
J.B. Priestley (1894 - 1984) is een Engelse roman-, toneel- en nonfictie-schrijver. In de Tweede Wereldoorlog was hij immens populair bij het publiek vanwege zijn voor BBC-radio met welluidende stem voorgelezen ʻPostscriptsʼ.